Liefhebber:
Sint-Katelijne-Waver – Jef De Wilder (82) is in ons duivenwereldje zeker geen onbekende. Tot aan zijn pensioen was hij werkleider bij Mariman duivenvoeders. Hij was bovendien een getalenteerd duivenmelker die ook op nationaal vlak zeker zijn strepen verdiende. In 1966 won hij nationaal Bourges jonge duiven, in 1995 werd hij Algemeen Kampioen Fondclub Antwerpen en in 1997 won hij 1e nationaal Limoges oude duiven. Kortom een melker die alles gewonnen heeft wat er te winnen was !
Na den oorlog...
Jef vertelt : “Ik werd na de Tweede Wereldoorlog op twaalfjarige leeftijd duivenmelker. Mijn grootvader Jef De Wilder, in de volksmond “Dikke Roos”, heeft mij besmet met de duivenmicrobe. Vader was geen duivenmelker maar mijn broers Vic en Rik waren even zot van duiven als ik. Wij woonden in bij mijn grootouders en zo rolde ik als vanzelf in de duivensport. Grootvader was een snelheidsspeler en ik mocht hem helpen. Eerst het hok kuisen... dan de duiven voederen... de duiven gaan lappen... en de duiven gaan inkorven. In de oorlog vluchtten we naar Schellebelle en we hadden toen juist eieren gekregen van Gust De Feyter. De soldaten zaten hier al op den hof en grootvader zegde “Wanneer we terug naar huis komen zijn we alles kwijt... duiven en eieren.” En hij had gelijk... alles was leeggeroofd toen we naar Sint-Katelijne-Waver terugkeerden.
Na de oorlog zijn we in eerste instantie terug opgestart met een aanvlieger. Later kwamen daar nog duiven bij van een broer van grootvader die een uitstekende liefhebber was. Sindsdien ben ik nooit meer zonder duiven geweest.”
Stan Raeymakers, Georges Smedt en Jef De Wilder in een gezellig duivenonderonsje.
Stan Raeymakers
“Toen vader Alfons met pensioen ging ben ik gestopt als groenteteler. Ik ben dan 10 jaar ‘s nachts gaan werken op de Volksgazet in Antwerpen. Ik werkte daar op de dienst verzending en we mochten iedere nacht zo’n 250 km rijden om de kranten te verdelen. Toen de Volksgazet failliet ging ben ik bij Mariman begonnen en kon ik van mijn hobby mijn werk maken. Ik werd daar werkleider en kreeg de leiding van een ploegje arbeiders van allemaal verschillende nationaliteiten onder elkaar. Maar de samenwerking verliep vlot.
Bij Mariman leerde ik Stan Raeymakers kennen en die werd mijn “compagnon de route” ! We hebben ontelbare beurzen bezocht en sportavonden georganiseerd en dat heb ik gedaan tot mijn pensioen. Op die sportavonden werden er dan films gedraaid van lokale melkers en de bonnenverkoop werd altijd een succes. Anekdotes over die tijd zijn er genoeg. Stan kwam altijd te laat en de ongeduldige duivenmelkers begonnen op den langen duur te sakkeren. Maar Con Raey had er een handje van weg om de duivenmelkers opnieuw op zijn hand te krijgen.
Ooit kwamen we op een sportavond toe zonder een apparaat om de film te draaien. En ook dat probleem werd opgelost en de film werd afgedraaid op het apparaat van een melker uit de zaal die zijn eigen toestel ging halen.
Georges Smedt, reporter van de Volksgazet, was ook een vaste klant en we gingen bijna iedere week op stap. Ik was de chauffeur en aan het einde van de rit had ik een emmer water gedronken... en die mannen een bak bier ! We gingen ook op visite bij Pol Huysentruyt in West-Vlaanderen en we hadden ook veel diners in Saint-Cornil in Aalbeke. Grote biefstukken was de specialiteit van die mannen.
Bij Mariman kwam er een Deen stage lopen. Henrik heeft bij ons gewoond en hij werd bijna een zoon voor ons. We hebben met die mannen duiven uitgewisseld en mijn vrouw Annie is nog steeds “ons moe” in Denemarken.”
“De Slab”
De “Slab” B94/6116810, zo genoemd wegens een witte vlek onder de keel, was een buitengewone duif. De eerste flits van zijn kunnen liet hij zien op Chateauroux waar hij de eerste provinciaal won en tevens de snelste was van het totale contingent van 5209 deelnemers.
Een kleine maand later vlogen er 11.503 tweejaarse en 11.087 oude duiven nationaal Limoges en de “Slab” haalde het bij de oude duiven met tien minuten voorsprong. Jef : “Ik wist dat er iets stond te gebeuren. Mijn duiven zijn door de band geen vechtjassen maar de “Slab” viel regelmatig andere duiven lastig en hij stond bolrond. Mijn voorgevoel werd bevestigd met een mooie nationale zege uit Limoges.”
De “Slab werd gekweekt uit de “Raket” x “Briveduivin”. De “Raket” vloog gedurende 4 seizoenen 100 % prijs met elk jaar 12 à 13 halve fondwedstrijden en ontpopte zich tot een prima kweker. De “Slab” werd vader en grootvader van meer dan 20 eerste prijsvliegers. Hij werd ondermeer vader van B99/6117403 “Kweekduif” die vader werd van de 3e nat. Guéret en van “De Crack” B03/6200372 met 6x 1e hafo en 4 x 2e hafo.
Gepaard blijven
De basis van de huidige kolonie werd gevormd met duiven van L-B-J Geerinckx, Wommelgem... Gaston Van De Wouwer, Berlaar... Jos en Jules Engels, Putte... Danny Van Dyck, Pulle... Jo Claeskens, Willebroek en Jos Joosen, Brecht. Jef begon aan het seizoen 2016 met een ploeg van 17 weduwnaars en een 20-tal jonge duiven. De kwekers krijgen voortaan onderdak bij zijn broer.
Eind augustus 2015 vlogen de weduwnaars hun laatste wedstrijd. Ze kwamen dan nog eens met eieren en er werd “overgebroed”. Vroeger werd er nooit gekweekt uit de weduwnaars maar dit seizoen werd er een vroege ronde gekweekt. In april kwamen ze nog eens met eieren.
De weduwnaars trainen tweemaal daags. Het is een vrije training en een vol uur vliegen is hier geen probleem. Bij de inkorving komen doffer en duivin zo’n 10 minuten samen. Na aankomst van een wedstrijd blijven de partners meestal tot ‘s avonds samen. Velen maken de fout om voor het wegbrengen van de klok de duivinnen al terug in de volière te zetten. In het weduwschap moet je er voor zorgen dat doffer en duivin gepaard blijven en op die manier kun je vermijden dat de duivinnen onderling gaan paren. Zo kun je de doffers motiveren om het tot het einde van het seizoen vol te houden.
Jongen op een nestje
Dit seizoen werden de jongen gekweekt uit de weduwnaars en die werden aan de ouderdom van vier weken gespeend. Normaal worden de jongen na het spenen verduisterd tot zo half juni. Door omstandigheden werden de jongen dit seizoen niet verduisterd. Ook werd er dit jaar niet op de schuifdeur gespeeld maar de jongen kwamen met een nestje, soms gepaard met een oude partner.
Eind mei werd er gestart met opleren. De jongen gingen een viertal keren met de wagen op stap en gingen daarna naar Quiévrain. Eens opgeleerd werden ze tussendoor nog een paar keer weggevoerd. Er wordt tweemaal daags getraind maar jongen met nestje vliegen uiteraard minder graag. Met wegkruipbakjes en kartonnen dozen wordt de motivatie van de jonge duiven aangezwengeld.
Ruimengeling
“Er wordt iedere week kleine halve fond gespeeld. Voor de grote halve fond gaan de duiven om de twee weken in de mand. Na aankomst van een wedstrijd wordt er op zaterdag en zondag een lichte sportmengeling (Super Winner) gevoederd. Duiven die hard gewerkt hebben moeten eerst recupereren van de geleverde inspanningen. Daarna schakel ik over op mijn basismengeling (ruimengeling) en die wordt dan tot aan de inkorvingsdag gevoederd. Na iedere maaltijd krijgen de duiven 1 à 2 pinda’s toegestoken. De laatste dagen voor de inkorving krijgen ze zelfs 4 à 6 pinda’s gevoederd.
De jonge duiven krijgen de eerste weken na het spenen sportmengeling gevoederd. Daarna wordt er ook overgeschakeld op ruimengeling en wordt er op dezelfde manier gevoederd als de oude duiven.”
Beperkt medisch
De oude duiven werden de laatste twee jaar niet meer tegen trichomonas en luchtweginfecties behandeld. Bij de jonge duiven lagen de zaken enigszins anders. Deze werden tweemaal vier dagen behandeld tegen trichomonas maar ook niet tegen luchtweginfecties. Er waren wel degelijk problemen met adeno. Hiervoor werd er zes dagen behandeld met Cobel van Belgica-de Weerd. Na aankomst van een wedstrijd gaat er ook regelmatig Belgasol in het drinkwater. Het plantenextract Ropo wordt tweemaal per week verstrekt.
Het kweekhok
Op het kweekhok worden de paren regelmatig herkoppeld maar toch zijn er een paar koppels die langere tijd samen blijven.
Een goed kweekpaar is B11/6226396 “Vader Turbo 405” x “Blauw 646” B10/6291646. Zij werden ondermeer de ouders van “Turbo 405” met 2e Noyon 483 d., 2e Noyon 375 d., 1e Dourdan 344 d., 12e Dourdan 290 d., 2e Souppes-sur-Loing 291 d., 1e Souppes-sur-Loing 296 d.
Een ander goed kweekpaar was B03/6311062 “De 062” x B02/6096918 “Het 918”. Zij werden de ouders van de B06/6227870 met 1e Melun 364 d., 1e Noyon 229 d., 1e Noyon 257 d., 1e Orleans 97 d., 1e Melun 324 d., 1e Melun 544 d.
Droge hokken
Jef De Wilder speelt op 24 m duivenhokken... 7 m voor de weduwnaars en de rest voor de jonge duiven. Het zijn niet echt tuinhokken maar allemaal hokken met een onderbouw. Een van de belangrijkste kenmerken is het goed hokklimaat. Voor de woonbakken in het plafond is er een ventilatiestrook van 1m breed. De hokken hebben een zadeldak waarvan de noord-westkant volledig geïsoleerd is. Maxiplaten kunnen aangeknipt worden bij nat weer... maar in feite worden ze weinig gebruikt. Een stoof onder de hokken, waarvan de schouw door de hokken, loopt kan voor bijkomende verwarming zorgen. Voor de hokken van de oude duiven zijn er kleine volières gebouwd.
Goede duif
Jef De Wilder : “Ik hou van een peervormige duif met een zachte pluim en goed gesloten ogen. Spieren zijn belangrijk maar het is zo moeilijk om de goede van de slechte te onderscheiden. De vleugel is voor mij minder belangrijk. Maar het is de concurrentie die de kwaliteit van je duiven bepaalt.
Ik selecteer mijn duiven op de uitslag en blijvers moeten verschillende keren per tiental gevlogen hebben. Daarnaast speelt het model ook een belangrijke rol. Duiven uit twee stukken krijgen bij mij geen kans en duiven met “kiekenpluimen” evenmin.”
Merci...
En als afsluiter willen we nog even de woorden van Jef De Wilder herhalen. Bedankt Ludo Willems... bedankt Francis Schaepherders ! Zonder jullie hulp zaten er hier geen duiven meer !
ダウンロード:
Auteur: