Liefhebber:
For this article in English, visit the Syndicate Lofts website!
Reeuwijk – “Het moet over de jonge duiven gaan. De oude hebben dit jaar niet goed gevlogen, dat weet iedereen wel zo’n beetje, dus dat kunnen we overslaan,” is het eerste wat ik te horen krijg als ik contact leg (n.v.d.r. ondanks dat haalde Willem wel 1e Asduif midfond en 1e Asduif dagfond in Rayon Oost van Afd. 5 Zuid-Holland). Recht voor zijn raap is Willem de Bruijn altijd al geweest en dat is tot op de dag van vandaag niet veranderd.
Aan duidelijkheid geen gebrek. Dat is heel verhelderend maar kan ook heel confronterend zijn. Als iemand hem belt en klaagt over zijn eigen prestaties, duurt het niet lang voor diegene de volgende vraag voor de kiezen krijgt: komen die vliegers van jou uit goeie? Dan is het gesprek heel vaak snel afgelopen. Die frontale benadering wordt hem niet altijd in dank afgenomen. Ook als iemand een mening over iets ventileert volgt steevast de vraag of hij het zelf geprobeerd heeft. Hij schrijft iedere week wat hem bezighoudt en ook hoe hij zijn kolonie begeleidt.
Zou er iets bestaan wat hij niet uitvoerig heeft uitgetest? Nog steeds is Willem op zoek naar verbetering in methoden door die zelf uit te proberen. Om er dan meestal achter te komen dat de simpelste manier vaak de beste is. En ook de eeuwige zoektocht naar betere duiven gaat onverminderd door. Wanneer je iedere week in een column uitgebreid kunt lezen wat iemand wel en zeker ook niet doet en wat zijn overwegingen daarbij zijn, krijg je al een behoorlijk beeld van diens liefhebberij en de beleving die daarbij hoort. We gaan een poging wagen nog iets dieper te graven.
Willem de Bruijn is de zeventig gepasseerd en nog steeds vol passie met zijn liefhebberij bezig. “Liefhebberij en geen Sport. Dat laatste is een woord dat past niet bij onze hobby,” is zijn mening. Nog steeds vol vuur en met dezelfde wil om te winnen. Zijn vrouw Joke zegt op mijn vraag hoe ze haar man zou willen omschrijven, dat ze hem best wel een streber vindt. “Maar hij neemt zichzelf niet al te serieus als het een keer niet lukt en kan gelukkig om zichzelf lachen.” Hij spreekt deze typering zelf niet tegen, die zal dus wel aardig kloppen.
Willem raasde in zijn carrière op orkaankracht door de ‘duivensport’. En nam in zijn kielzog heel wat volgers mee. Zodra hij wakker is staat hij voor de volle 100% aan, volgt alles met grote belangstelling (als iemand goed speelt is hij de eerste die een berichtje stuurt) en vormt zich over alles een mening op basis van zelf opgedane ervaring. U kunt iedere week zijn hersenspinsels en doen en laten volgen in deze krant in een veelgelezen en veelgeprezen column.
Met de oude duiven lukte het in 2023 niet zoals Willem zou willen. Hij wil het niet als excuus aanvoeren maar dat doen wij dan maar voor hem: zorgen rond de gezondheid en het welzijn van naaste familieleden en de aandacht die dat vroeg, speelden zeker een rol. En Jan Ouwerkerk zei het vroeger al: zelfs als er iets aan je pink mankeert is het met de duiven al geen 100% meer. Alles moet kloppen en je hoofd moet leeg zijn om goed te spelen. En hij heeft te lang gewacht om in te grijpen, zegt Willem er achteraf zelf over. Kortom, de oude deden het niet goed genoeg en daarom zetten we daar in deze reportage een punt achter.
Jonge duiven
Met de jonge duiven was het een ander paar mouwen. Ze deden wat ze al jaren doen. De boel aan flarden vliegen. Ze wonnen bijvoorbeeld heel wat asduiftitels op nationaal niveau en Willem had de beste jonge duif in Nederland voor de Olympiade in Maastricht.
Maar ook daar valt nog iets te verbeteren. Want de laatste vlucht lieten ze het afweten. Omdat enkele begonnen te ruien in de kleine veertjes en de andere daar aan begonnen te ‘denken’. Genoeg om de laatste week niet top te zijn. Een gevolg van een experiment dat in 2022 wel goed uitpakte maar in 2023 niet.
De ‘Methode’
Het begint met goede duiven. Dat is de basis van alles. ‘Goeie en de rest is larie’ is een gevleugelde uitspraak geworden, maar er is natuurlijk meer. “De hoofdzaken voor mij zijn goede duiven, een goed hok dat ook goed verlucht is en een goed, vast verzorgingssysteem. Dat zijn de pijlers. Dus geen ingewikkeld systeem hanteren, maar de basis moet natuurlijk wel op orde zijn.” Volgens Willem door logisch na te denken en bijzaken van hoofdzaken te onderscheiden. “De grote lijnen goed vasthouden. Goede duiven krijg je door te zoeken, te proberen, ze veel te spelen en opnieuw te zoeken en te spelen. Het is moeilijk te zeggen wat een goed hok is. De duiven moeten je dat vertellen. Als het goed marcheert blijf er dan helemaal van af. Zien de duiven er niet goed uit en voelen ze slap aan, dan mag je rigoureus zijn. Ik zaagde ooit midden in het jonge duivenseizoen het halve plafond eruit en verving het door gaas. Het werkte. De ramen staan sindsdien dag en nacht wijd open. Bij alle weer en wind. Het zorgt met de op volle toeren draaiende ventilatoren (één in elk van de vier compartimenten) voor veel frisse lucht. Dat moet ook wel want er huizen ruim tweehonderd jongen op twee vrij kleine afdelingen. Luxe kennen mijn hokken niet, dat is helemaal afwezig. De materialen die jaren geleden bij het inrichten van het hok werden gebruikt, zitten er nog steeds in. Toen mocht het niet al te veel kosten, maar het voldoet nog steeds prima,” geeft Willem aan.
Echt superschoon zijn die hokken niet. De krabber vliegt er alle dagen vlot overheen en stof zit er voldoende in de gordijnen (die dienen voor de verduistering) en in het dubbeltjesgaas in het plafond. Het deert de duiven niet. Ze blinken dat het een lieve lust is. Het vaste verzorgingssysteem staat in het speciale kader bij deze reportage.
De beste kweker die Willem de Bruijn ooit had!Dit schreef Willem er enkele weken geleden zelf over in zijn column:
Vader van o.a.:
Grootvader van o.a. :
|
Vroeg op de vleugels en weerstand
“Jongen gaan er meteen na het spenen uit. Roofvogel of niet. De vroege jongen ‘leer’ ik zo snel als mogelijk om te gaan vliegen. Dat doe ik door oude duiven tussen de jongen te zetten. De jongen volgen die oude duiven gemakkelijk de lucht in. In datzelfde hok worden ook de latere ronden afgespeend en niet eerst apart gehouden. Die latere volgen de oudere jongen dan weer en gaan ook altijd vlot op de wieken. Vaak zelfs heel snel, sommigen zelfs als ze nog maar zes weken oud zijn. Die jonge beestjes vallen in het begin wel wat eerder uit de ploeg, maar ze leren al vroeg dat als de klep openstaat ze de lucht in moeten. Dat is heel wat beter dan eerst wekenlang op het hok en in de tuin lopen en alleen de beenspieren trainen. Jong geleerd is oud gedaan.
Voorwaarde is wel dat ze – ook met wat geluk wellicht – goed door de kinderziekten komen. Maar daar kun je zelf wel iets aan doen. Bij het spenen worden de jongen geënt tegen paramyxo-rota. Het lijkt er op dat daardoor een adeno-coli-besmetting milder verloopt en dat er zeker veel minder duiven doodgaan. Ik denk zelf dat de darmen een grote rol spelen bij ziekte of gezondheid. Die darmen rustig en gezond houden is de opgave. Daarvoor geef ik ze maandenlang Roni van Comed in het water of Collinol plus van DHP Cultura over het voer. Die zorgen voor een zuurder darmmilieu. Met azijn lukt dat niet, dat wordt geneutraliseerd in de maag. Roni en Collinol krijgen hun werking pas in de darm. Het zijn natuurlijk geen medicijnen en ook geen wondermiddelen. Het zorgt alleen voor een optimaal milieu in de darm en dat helpt om een adenobesmetting – waardoor de coli toeslaat – makkelijker te weerstaan. Ze worden gewoon minder snel en minder hevig ziek bij een virusaanval. Ik merk dat het de laatste jaren wel heel anders is geworden dan daarvoor. Eerder hadden de jongen hier ieder jaar serieuze problemen met de kinderziekten, maar grote problemen blijven de laatste jaren gelukkig uit. Misschien dat het ligt aan dichter bij de natuur blijven, veel zuurstof geven, enten met een combinatie-entstof en er geen kasplantjes van maken. Ik zou het anders niet weten.”
Nationale Kampioenschappen jonge duiven: Asduiven Jong SS Gouwe-IJssel: |
Opleren jonge duiven
“De jongen krijgen eind april de pokkenenting (inspuiting in de nek) en tegelijkertijd krijgen ze ook een chipring aan de poot. Van die pokkenenting krijgen de jongen een boost. Er valt meer dons en de laatste rui versnelt. Ook het trainen wordt beter. En daar krijgen ze door open hok volop de gelegenheid voor. Gezonde duiven die uit het goede hout gesneden zijn vliegen veel en verkennen zelf de omgeving. Dat moet vanzelf gaan, dat is ook niet 100% te sturen. Toch is het wel anders dan voor het in zwang raken van verduisteren. Toen liet je de jongen los en die waren meteen uit zicht, zochten andere trekkende koppels op, keerden in ploegjes of alleen weer terug naar huis en leerden zichzelf als het ware op. Dat zie je nu totaal niet meer. Daarom moet je nu ook anders handelen.
Begin mei zijn de laatste jongen ongeveer 7 à 8 weken en dan worden de opleermanden tevoorschijn gehaald. Als het weer geschikt is worden de jongen een paar kilometer weggebracht, niet te ver de eerste paar keer. Bij thuiskomst ligt er wat snoepzaad klaar. De eerste keren zijn ze natuurlijk wel wat overstuur en die stress moet er af. Na drie of vier keer wegbrengen zitten de duiven op 10 kilometer en op die afstand los ik ze net zo lang tot ze het goed door beginnen te krijgen en in rechte lijn uit de mand naar huis vliegen. Daarom moet je daar ook op tijd mee beginnen, omdat jonge duiven op jonge leeftijd snel iets leren. Het moet goed ingeprent worden dat ze meteen de goede richting moeten nemen zonder eerst rondjes te vliegen op de losplaats. Dat gebeurt meestal pas na minstens 10 keer en soms wel na 20 keer opleren. Dit jaar was dat na de 15e keer. Pas toen gingen ze recht uit de mand naar huis. Daarna werd naar 25 kilometer gegaan en die liep de eerste keer niet helemaal goed. We hebben het dan over einde mei!! Daarna gaan ze drie keer op 40 kilometer met de duiven van twee bevriende melkers gezamenlijk los. En wat je ziet is dat die van mij de eerste twee keer meevliegen naar de liefhebber op de verste afstand en dan terugvliegen naar het eigen hok. Daarna begrijpen ze dat en vallen ze meteen bij de liefhebber op de kortste afstand. Als ze zover zijn dan zijn ze klaar om met de vereniging mee te gaan.
In 2023 gingen ze vier keer met de container mee voorafgaande aan de eerste prijsvlucht en dan leren ze om uit nog grotere koppels te gaan en kan ik het seizoen met een gerust hart tegemoet zien.
Tussen de vluchten door zelf opleren ben ik mee gestopt. Omdat ik denk dat het niet helpt. Het kan zelfs tegen je werken omdat de duiven het beu worden en het wel goed vinden als het concours niet vlekkeloos verloopt en hun kat sturen. Als ik er voordeel in zag zou ik het echt wel doen, daar kun je van verzekerd zijn.”
In zijn column hamert Willem regelmatig op het belang van goed voorbereide jonge duiven. “Hoe kan het dan toch dat bijna niemand dat doet?” vraagt hij zich bijna vertwijfeld af. “Je moet beginnen wanneer het kan en niet wanneer het beslist moet!! Daar zitten alleen maar voordelen aan.” Tijdens het spel met de jongen worden ze richting de mooiere vluchten gescheiden. Bij het inkorven worden ze niet samen gelaten en rustig gepakt. Goede duiven hebben niet meer nodig.
02-07 Duffel (107 km) Training 1.347 d.: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 (99/150) 15-07 Lennik (144 km) 4.050 d.: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 29, 32, 33 (149/190) tevens de 9 snelste duiven van de hele lossing met 8.884 d. 22-07 Quievrain (196 km) 3.995 d.: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 25, 36, 43, 45, 49, 50, 51, 52, 54, 56, 58 (146/187) 29-07 Niergnies (236 km) 4.100 d.: 1, 2, 3, 4, 9, 12, 13, 14, 16, 19, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39 (117/186) 04-08 Niergnies (236 km) 2.096 d. : 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 19, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 38, 39, 40, 44, 45, 46, 49, 50 (121/184) 3.748 d.: 4, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 26, 29, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 39, 50, 51, 52, 62, 63, 64, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75 (128/184) Afdeling 5: 21.068 d.: 5, 7, 8, 10, 12, 13, 14... 12-08 Pont St. Max. (341 km) 3.655 d. : 4, 5, 6, 9, 11, 20, 21, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 38, 44, 45, 47, 50, 57, 67, 68, 79, 87 (99/182) Afdeling 5: 20.540 d.: 6, 7, 8, 11, 16... 19-08 Bierges (146 km) 2.891 d.: 1, 2, 11, 12, 22, 24, 26, 27, 29, 45, 65, 71, 78, 88, 89, 92, 94, 97, 98 (106/174) Afdeling 5: 16.473 d.: 2, 3, 15, 16... 27-08 Pontoise (Cormeille) 1.585 d.: 1, 12, 24, 25, 29, 32, 39, 40 (95/171) 2.694 d.: 2, 13, 27, 28, 34, 37, 47, 48, 59, 62, 64, 65, 66, 67, 77, 89, 91, 97 (108/171) Afdeling 5: 15.429 d.: 13, 29, 67, 68, 78... 02-09 Melun Andrezel (406 km) 2.312 d.: 4, 5, 6, 7, 9, 18, 20, 21, 26, 27, 28, 32, 33, 42, 46, 47, 59, 63, 81, 84, 86 (78/162) Afdeling 5: 13.608 d.: 8, 9, 10, 11, 15, 46, 54, 55... 09-09 Niergnies (236 km) 1.972 d.: 3, 4, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 19, 20, 21, 33, 39, 57, 60, 616, 63, 69, 70, 71, 72, 73, 78, 79, 80 (91/158) Afdeling 5: 10.438 d.: 67, 72, 85, 90, 91, 92, 93, 94... 16-09 Sens (440 km) 1.334 d.: 18, 20, 22, 31, 36, 37, 46, 54, 55, 63, 70, 81, 82, 83, 91, 92, 93, 94 (59/149) Afdeling 5: 8.863 d.: 38, 43, 52, 78, 89, 95... |
Bijlichten: wel of niet
In 2022 nam Willem de proef op de som door langer te verduisteren (tot 10 juli) en niet bij te lichten in augustus tot het einde van het seizoen, in de verwachting dat de combinatie van 18 uur licht geven – ze menen daardoor dat het hoogzomer is – en het snel zakken van de hoogste stand van de zon richting de herfst, de oriëntatie negatief beïnvloedt. Vooral op de laatste, verdere vluchten eind augustus, begin september. De jongen bleven zonder bijlichten in de veren en deden het tot en met de laatste vlucht geweldig. Maar de opzet om te testen of de theorie van beter koers houden ook met zuidoostenwind klopte, kon niet getoetst worden. Vanwege geen zuidoostenwind. Slechts één keer testen of een systeem deugt, is niet voldoende voor grote conclusies.
In 2023 deed hij de proef opnieuw. Maar dat pakte heel anders uit dan voorzien. Willem deed dat samen met twee bevriende melkers. Dat de ene zomer qua licht de andere niet is en ook door de verlenging van het speelseizoen, vielen de jongen voor het seizoeneinde al in de rui. Vooraf speelden alle drie melkers boven verwachting. Maar ze vielen een voor een terug doordat de duiven vroegtijdig in de rui vielen of daar al aan gingen ‘denken’. Aan huis werd nog wel goed getraind maar de prestaties daalden van de ene week op de andere. In ieder geval is nu duidelijk geworden dat met jonge duiven tot half september goed spelen, voor Willem, niet mogelijk is zonder te belichten vanaf augustus. Weer wat geleerd door de proef op de som te nemen.
Paratyfus
Een onderwerp waar geen eensgezindheid over bestaat in duivenland is paratyfus. Dierenartsen denken er verschillend over en geven navenant ook verschillende adviezen. Kijken we naar vier van de beste hokken in Nederland, dan kuren drie wel en eentje niet tegen paratyfus. Peter Theunis wel, vader en zoon Verkerk ook, Willem zelf doet het ook, maar André en Bert Leideman niet. Maar die laatste enten wel twee keer per jaar. Meerdere wegen die naar Rome leiden. Je ziet bij melkers die er een keer mee te maken hebben gehad, dat de schrik er goed in zit. Dan is het ‘totale oorlog’ volgens Willem om die rotziekte weer kwijt te raken. Kuren, hokken helemaal schoonmaken en ontsmetten, enten, weer kuren, ontsmetten en weer enten etc. Drie jaar er bovenop zitten en dan word je het weer de baas.
Hij had er zelf mee af te rekenen in 2011. Op de navluchten was het na zes jaar zonder problemen in één keer mis. En Willem doet alles om dat niet weer mee te hoeven maken. Of hij dan niet bang is voor resistentie door elk jaar kuren van drie weken te geven, wilde ik weten? Studies van de Universiteit Gent geven een schrikbarend beeld van de resistentie tegen veelgebruikte middelen en de angst bestaat dat er op termijn niets meer werkt. Als antwoord trekt Willem de parallel met trichomonas. Daar waren 10 à 15 jaar geleden dezelfde geluiden over te horen. En kijk nu eens. We hoeven niets meer te geven en de duiven hebben er zelf voldoende weerstand tegen opgebouwd. Nu is dat natuurlijk een parasiet en geen bacterie, maar we zullen zien.
Dierenarts Stephan Göbel geeft aan dat Baytril al weinig tot geen effect meer heeft tegen paratyfus. Laboratoriumproeven zouden dat aantonen. Zijn collega Fernand Mariën, Tielen (B) geeft aan dat Baytril het enige middel is dat nog wel werkt. U dient zelf te kiezen wie te volgen en hoe te handelen. Duivenmelkers geven toch al veel medicijnen. In sommige reportages staan opsommingen van gegeven kuren die eigenlijk een schande zijn volgens Willem.
Weer en lossingen
Willem loste de duiven van Afdeling 5 jarenlang aan een stuk. Samen met Tom van Zwienen, met wie hij een goed samenwerkend en gelijkwaardig duo vormde. Niet dat het altijd 100% goed ging, maar heel vaak wel, en gaandeweg deden ze veel ervaring op wat wel en niet kan. Juist die ervaring vindt hij zo belangrijk. De risicotabel lossingen en protocollen staan in zijn beeld een goed afgewogen beslissing alleen maar in de weg. Het is in zijn ogen risicomijding waarbij niemand zich een buil kan vallen. Nu worden op basis van gegevens van meteorologen die nog nooit een duif in handen hebben gehad, door het instituut wedvluchtbegeleiding (IWB) adviezen gegeven waar Willem van gruwt. Het lijkt wel of ze zoveel mogelijk problemen opzoeken. Zelf blijven nadenken is essentieel.
Het wachten tot het oplossen van inversies – tegenwoordig wordt dat een warme laag op hoogte genoemd – waardoor de temperaturen op het lossingstijdstip flink hoger zijn geworden is het domste dat je kunt doen in zijn ogen. De eerste keren mag je bij jonge duiven rekening houden met inversie (die er elke dag is behalve met harde wind), maar daarna is het totaal geen probleem meer. Bij onze zuiderburen hebben ze dat beter begrepen. Op dagen dat het richting 30 graden gaat worden, mogen jongen niet los als het warmer dan 19 graden is bij de lossing. En afhankelijk van de ervaring die ze hebben kan het ook niet te ver van huis op zulke dagen. Late lossingen bij te hoge temperaturen zorgen er ook voor dat de duiven het wel geloven en ‘afstappen’. Die komen ’s avonds of de andere morgen fris naar huis. En dat zullen ze blijven doen.
Daarnaast zijn fronten erg gevaarlijk. Daar moet je slim mee omgaan. Erachter lossen is een garantie voor narigheid. Wachten of erdoorheen rijden en dan lossen is de enige optie. Hoe een en ander nu geregeld is met protocollen en voorgeschreven vlieglijnen helpt niet mee om flexibel te kunnen zijn. Of eigenlijk helemaal niet. “We hebben veel meer kennis en gegevens dan vroeger tot onze beschikking en toch gaat het regelmatig mis. Dat hoeft beslist niet, als je maar logisch nadenkt.”
Landelijk beleid en doorwerking daarvan
“De kant die het nu opgaat in onze liefhebberij vind ik jammer. Er wordt teveel geluisterd naar de grootste schreeuwers en we anticiperen verkeerd op het maatschappelijke debat over dierenwelzijn. Met als gevolg minder vluchten voor de jonge duiven en als het tegenzit een nationaal programma met vier weekeinden minder mogelijkheden om de oude duiven verder dan vitesse te spelen etc. etc. We krijgen door dat beperkte programma en het veel te voorzichtig te zijn met lossen, een soort duiven die weinig tegenslag nodig hebben om de moed te verliezen. De taaiheid gaat eruit of, zo je wilt, de natuurlijke aanleg voor doorzetten. Straks blijven we zitten met sierduiven die er uitzien als postduiven. Ik heb er al genoeg over gezegd in deze krant, maar we bevinden ons, met o.a. als voorbeeld de grootmeestercompetitie waar het gemiddelde hoogtij viert, op een glijdende schaal die niet goed is voor de toekomst van onze liefhebberij. Ik zou er nog veel meer over kunnen zeggen maar dat doe ik nu en hier maar niet. Dat doe ik al vaak genoeg.”
Tot slot
“Het beeld van onze hobby is er een van oude mannetjes en een enkel oud vrouwtje. Dat impliceert tegelijk ook weinig vernieuwing. Toch denk ik dat je moet blijven uitproberen of het anders en nog beter kan. En dat gebeurt natuurlijk ook. Op die manier ontwikkelt onze liefhebberij zich toch steeds verder. Dat maakt het ook leuk en interessant. Ondanks nieuwe methodes, andere soorten voer en bijproducten maar ook entstoffen tegen nieuwe bedreigingen in de vorm van virussen, herhaal ik graag nog een keer het belangrijkste waar ik ook mee begon: het draait om de goeie en die zijn zeldzamer dan we denken en vaak lezen!”
Auteur: