Liefhebber:
Als je praat met Willem de Bruijn, of liever als Willem de Bruijn met je praat, dan lijkt duivensport o zo eenvoudig, o zo voor de hand liggend. Als algemeen aanvaarde stelling geldt dat duivensport “een moeilijke stiel” is, maar dat wil Willem de Bruijn niet geweten hebben. Niet om dwars te liggen, maar omdat hij inderdaad vindt dat duivensport eenvoudig kan en moet zijn. In de pers wordt Willem de Bruijn wel vaker de “vliegende tandarts” genoemd, maar zelf vindt hij deze bijnaam niet zo heel erg geslaagd. “Het zijn voor mij twee totaal andere werelden,” zegt Willem de Bruijn, “voor de job ben ik inderdaad tandarts en de duiven, ja dat is en blijft mijn hobby, pure ontspanning. Je moet echt geen tandarts of arts of ingenieur of wat dan ook zijn om goed met duiven te spelen...”
Of toch een verband
“Of er dan toch geen verband is?”, willen we weten. “Och, als je het wil, is er wel een verband natuurlijk. Ik heb een wetenschappelijke opleiding gehad en die heeft mijn logische geest enkel maar aangescherpt. Ik benader de duivensport erg logisch: als.... dan..., als ik A doe, dan doen de duiven B... Uiteraard is duivensport niet zo eenvoudig als 1 + 1 = 2 maar ik denk - zonder een dikke nek op te zetten - dat ik toch voldoende bewezen heb dat je in duivensport de gewenste resultaten kunt bereiken, als je de juiste dingen doet.”
En tijdens het praten schiet hem nog een ander verband te binnen: “In mijn job als tandarts moet ik de hele tijd problemen oplossen en de kunst bestaat erin om meer de klemtoon te leggen op ‘oplossingen’ dan op ‘problemen’. Noem me maar een problem solver, ook in de duivensport. Als ik eens een mindere uitslag maak, zie ik dat meer als een opportuniteit dan als een probleem. Ik denk in oplossingen, misschien is dat wel mijn sterkte...”
“Als je iets graag genoeg wilt, dan gebeurt het ook.”
Variabelen
“Dus duivensport is een beetje zoals wiskundige problemen oplossen,” grappen we... “Misschien meer dan je denkt,” antwoordt de Bruijn bloedserieus. “Een begrip dat ik graag hanteer in mijn benadering van de duivensport is de term ‘variabelen’ en dat is inderdaad een wiskundig begrip. Maar omdat ik je lezerspubliek nu niet wil doen afhaken met een theoretische uitleg, zal ik mijn stelling duidelijk maken met een erg herkenbaar voorbeeld. Neem nu een melker die een rotslechte vlucht meemaakt... Als reactie gaat hij/zij de week die daarop volgt ineens ‘alles’ proberen beter te doen: een tricho-pilletje opsteken, de verluchting van het hok dichtgooien, de duiven 2 keer laten trainen in plaats van één keer, een ander merk van duivenvoer kopen, iets krapper voeren, elektrolyten in het water doen, biergist op het voer en bij het inmanden de duivin dubbel zo lang laten zien... Ik overdrijf natuurlijk een beetje, maar stel dat diezelfde melker bij de volgende vlucht inderdaad beter speelt, wat heeft hij dan geleerd? Hoegenaamd niets, want veel te veel variabelen (veranderde factoren) ingeschakeld... Misschien hoefde hij helemaal niets te variëren en gewoon wachten op beter weer of andere wind... Wie zal het zeggen? Vandaar mijn belangrijkste stelregel: probeer zo weinig mogelijk veranderlijken in te voeren in je systeem.”
Wat Willem de Bruijn bedoelt is dat, als je wat verandert of probeert, je je moet beperken tot één factor en van die éne factor voldoende uittesten of die verandering een positief effect heeft of niet. Dan leer je iets en wellicht is de belangrijkste les dan dat de gemiddelde melker de duivensport veel te ingewikkeld maakt, dat m.a.w. veel middeltjes en truukjes en systemen verloren moeite zijn.
Of nog anders gezegd: probeer zoveel mogelijk altijd hetzelfde te doen. Dat is eenvoudiger voor de melker én voor de duiven. Duiven houden niet van verrassingen.
Rome
En Willem de Bruijn vat zijn visie nog eens extra samen: “Ik geloof zelfs dat het minder belangrijk is wat je doet dan dat je altijd hetzelfde doet. Je hoeft maar in De Duif wat van de betere reportages te lezen om te leren dat vele wegen naar Rome leiden. Ik geloof zelfs niet dat er twee kampioenen zijn die helemaal hetzelfde systeem hanteren. Wat ze wel gemeenschappelijk hebben, is dat ze inderdaad “een systeem” hebben en zich daar aan houden door dik en dun, ook als het eens een weekend minder gaat.”
Daarbij aansluitend vindt de Bruijn dat de duiven zich moeten aanpassen aan het systeem en niet omgekeerd. “Je moet duiven houden die passen bij jouw systeem en duiven die dat niet doen, die gooi je er gewoon uit. “Ik haalde eens een ploeg jonge duiven bij een hele sterke speler en ik twijfel er niet aan dat daar goede bij waren. Maar bij mij werden die duiven moddervet omdat ze niet konden omgaan met het vollebaksysteem dat ik hanteer. Geloof me vrij dat ik mijn voedersysteem niet heb aangepast... die duiven moesten er gewoon uit. Zo simpel is dat, zo simpel is duivensport.”
Kippen
“Zeg je nu dat ten huize de Bruijn de duiven zoveel mogen eten als ze willen?” opperen we.
“Meer nog: ze mogen vooral eten ‘wat’ ze willen. Ik ben er na al die jaren achter gekomen dat de duiven veel beter weten wat ze nodig hebben dan wij... Na een vlucht eten ze spontaan meer eiwitten om te recupereren. Dat moet je als melker niet proberen te sturen... gewoon genoeg geven en genoeg keuze. Dat betekent niet dat er 24 uur op 24 eten moet ter beschikking staan. Dan krijg je verwende duiven. Na een half uur sluit ik de eetbakken af of neem ze weg. Na een paar voederbeurten maak ik de eetbakken leeg en gaat de rest naar de reserveduiven of naar de kippen. Eigenlijk moet elke duivenliefhebber een paar kippen hebben. Dan heb je minder de neiging om de duiven te verplichten om ‘alles op te eten’. Als duiven het vertikken om de tarwe of wat dan ook uit een mengeling te eten, dan hebben ze daar een reden voor. Vroeger was ik ook een melker van ‘ze moeten en zullen eerst alles opeten’, maar ondertussen weet ik beter. Ik vertrouw op de intuïtie van de duif. Ik herhaal: de duiven weten best wat goed voor hen is.”
We begrijpen dat dit voor de Bruijn betekent dat voederen helemaal geen kunst meer is. Opvoederen en doseren is voor hem verspilde moeite. Maar zoals hij zelf al zei: vele wegen leiden naar Rome.
De rest is larie
“Als voederen geen kunst meer is, wat zijn dan de geheimen van het ongemeen sterke spel hier in Reeuwijk,” proberen we de Bruijn uit zijn tent te lokken...
“Er is eigenlijk maar één geheim in de duivenport en dat zijn goede duiven. Al de rest is larie... Geloof me: al de rest is larie. Als je slechte duiven hebt, speel je slecht; heb je goede dan speel je goed; en om de beste te zijn, moet je gewoon de beste duiven hebben. Het is echt niet ingewikkelder dan dat. Kijk maar eens naar de kampioenen: ze hebben een paar toppers en de rest van de duiven doen het maar gewoon, met dezelfde punctuele verzorging, dezelfde extra’s, dezelfde medische begeleiding enz. Als ze middeltjes zouden hebben om de duiven beter te laten vliegen, dan hadden ze veel meer toppers...”
“Zoals Willem de Bruijn...”
“Haha, je denkt toch niet dat je me er zo in praat... Ik heb inderdaad veel uitmuntende duiven en ik durf wel meer dan eens een wedstrijd oprollen zoals dat heet... maar dat komt allemaal niet vanzelf! Het hangt ervan af hoe hoog je de lat voor jezelf legt... en bij mij ligt die vrij hoog. Omdat ik ‘goede duiven’ het belangrijkste vind in de duivensport, gaat daar ook mijn eerste aandacht naar toe: uitslagen lezen - vooral Belgische - , je oor te luisteren leggen en altijd wakker zijn als er namen genoemd worden... Als ik een naam hoor die goed speelt op de korte vluchten, dan wil ik daar naar toe, liefst zo snel mogelijk... Ik wil die duiven zien en voelen en als ze me aanstaan, durf ik wel een hele ronde jongen bestellen, gewoon uit alles wat er zit. Er is toch niemand die weet waaruit ze komen.”
“En heb je dan de goede?” willen we weten. “Ik ben al tevreden als ik zo om de twee jaar eens een uitzonderlijke duif tref, zeg maar een duif van Olympiadeniveau of een kweker die meerdere eersteprijsvliegers geeft.”
“Je legt de lat wel erg hoog blijkbaar?” “Ja” is het kordate antwoord.
“Je bekomt waarop je selecteert... mooie duiven of goede duiven: aan jou de keuze.”
Underdog
“Veel liefhebbers worden nooit kampioen omdat ze al van meet af aan denken dat dit niks voor hen is... de kampioenen dat zijn de anderen. Zo word je nooit een topper natuurlijk. Ik ben een winner en ik ‘wil’ vooral een winner zijn, en dan word je dat ook. Wat je heel erg graag wil, dat gebeurt ook.”
En met deze oneliner bevestigt Willem de Bruijn dat hij een positieve denker is...
“Met alleen maar ‘positief denken’ red je het toch niet in de duivensport?” proberen we zijn stelling te relativeren. “Natuurlijk niet, maar positief denken is de voedingsbodem om steeds alert te blijven, om snelle beslissingen te nemen, om de juiste dingen te doen... Niet van ‘ik zou eigenlijk eens moeten... of ik zou misschien beter eens...’ maar er gewoon aan beginnen”.
“Heb je vaste rituelen in je duivensport?” vragen we.
“Ja en neen. Ik doe wel duizend dingen tegelijk. Het lijkt wel of ik alles gauw tussendoor doe. Vergeet niet dat ik nog een fulltime job heb en daarnaast een grote kolonie duiven. Ik moet het wel simpel houden en alles gauw gauw doen. Zo krab ik alle vloeren van mijn hokken op pakweg een kwartier en dat zijn veel meters. Maar dat los ik op door een schraper te gebruiken van 60 cm. Dan gaat het vooruit. Ik pak 100 duiven in een paar minuten... omdat ik de duiven leer om zelf in de korven te lopen... kijk, dat alles is proactief en creatief beoefenen van de duivensport.”
Theorieën
“Hoe herken je de goede duif?” willen we weten.
“De goede duif is de duif die alleen vliegt en recht naar huis komt... Al de rest is zelfbegoocheling. Ik heb nog niemand ontmoet die ‘iets’ van een duif kent, ook niet de zogenaamde zelfuitgeroepen keurders. Ja, zelf weet ik ook wel welke duif me best aanstaat in de hand en op zicht, maar dat zijn persoonlijke voorkeuren. Ik heb enkele van mijn beste duiven die iedereen naar de soepketel verwijst. Niet zo van ‘deze vind ik minder mooi’ maar eerder van ‘komaan Willem, dit mag toch niet bij jou op de hokken zitten...’ Als ik dan enkele uitslagen opsom, dan verbleken de kenners. Je kunt maar beter nederig blijven en alle theorieën overboord gooien. Ik ken zelfs de kleur niet van de ogen van mijn beste duiven, laat staan dat ik naar oogtekens of kweekogen zou zoeken... Pennen moeten zus en spieren moeten zo zijn... vergeet het. Het enige wat overeind blijft is dat de pluim moet rijk en zacht zijn. En voor de rest kijk je naar de uitslag en naar de genetische bagage die ze meebrengen: goede familie is beter dan een mooi vleugelpatroon.”
“Maar je hebt toch ook graag duiven die je aanstaan...”
“Natuurlijk, het is leuker om een mooie compacte duif te hanteren dan een lelijke helleduivel, maar als ze goed thuiskomen, zie je veel door de vingers.”
“Weet je wanneer die keurders gelijk hebben? ... als je een door hen afgekeurde duif doodmaakt... dat wordt inderdaad nooit meer een goede” grapt Willem om zijn betoog kracht bij te zetten.
“Goede duiven, daar gaat het om, en al de rest is larie.”
Familiekwesties
“Ben je ook zo ruimdenkend voor wat je kwekers betreft? of moeten die wel ‘alles’ hebben?”
“Het kweekhok is de hoeksteen van de kolonie, dus daar kunnen je eisen niet hoog genoeg liggen. Niet in de zin van de mooiste modellen... - mooie duiven kweken is het gemakkelijkste wat er is - maar in de zin van intelligentie, gezondheid en vliegkwaliteiten. Kwekers moet je ontdekken, zo simpel is dat. Ook dat zie je er niet aan. En om kwekers te ontdekken moet je er intensief van kweken, dus meer dan één of twee koppeltjes per seizoen. Ik heb maar een dozijn ‘echte’ kweekdoffers en daar probeer ik tegen eind februari zowat 7 of 8 koppel jongen van te hebben. Dus ik koppel die voortdurend om, raap de eieren en herkoppel. Daarvoor moet je genoeg kwaliteitsvolle duivinnen hebben natuurlijk en voldoende ‘stopkoppels’. De kwekers zelf brengen bij mij nooit jongen op, dat doen de voedsterduiven. Duivers die op die manier op twee seizoenen geen topduiven leveren, die gaan er onherroepelijk uit. Dat zijn niet de duiven die ik op het kweekhok wil... Liefst heb ik natuurlijk een duiver die met verschillende duiven excellente jongen geeft. Dat zijn de prepotente kwekers die je kolonie naar de absolute top voeren.”
Neem nu een duif als de Zidane, NL1821614-07. Die vloog als jaarling zelf o.a. 1 Pommeroeul van 2247 duiven en werd 6de nat. Asduif. Maar ondertussen is hij ook al vader van o.a.
1 Strombeek 1994 d.
2 Strombeek 1992 d.
2 en 3 Chalons 2261 d.
1 Duffel 5535 d.
2 Strombeek 1063 d.
7 prov. Sens 14517 d.
10 NPO Ruffec 3875 d.
om maar enkele topuitslagen te noemen.
Zidane is dan weer een zoon van Olympic Zeus die 6 keer top 10 vloog van duizenden duiven met o.a.
1 Strombeek 6156 en
1 Strombeek 2555 d.
Het zusje van Zidane, Blue Favori NL1821749-07, werd 11de asduif nationaal en vloog een 1ste uit Péronne, snelste duif van 43623 duiven...
Blue Favori is dan zelf weer moeder van
1 Nijvel 4974 d.
3 Strombeek 2547 d.
4 Mantes-la-Jolie 11778 d.
2 Creil 12675 d.
8 Châteauroux 18459 d.
Janus, een zoon van Zidane is dan weeral vader van Jacob:
1 Lesquin 4904 d.
2 Lille 16450 d.
9 Châteauroux 13512 d.
15 Péronne 19278 d. enz.
Kijk, dat zijn de duiven die ik zoek. Dat zijn de lijnen en families die ik zoek. Met dergelijke duiven kun je al onder de grote mensen komen he.
Dit betekent natuurlijk niet dat ik niet ook van andere duiven kweek: door van de betere vliegduiven een koppel jongen aan te houden kun je ook excellente kwekers c.q. kweekkoppels ontdekken.”
Ik ben gek... (van duiven)
“Willem, het is geweten dat haast niemand zo veel topduiven, olympiadeduiven, vooruitvliegers enz. op de kooi heeft als jij en toch ben je nog heel vaak op stap op zoek naar duiven... Is die drang onverzadigbaar? Gaat het om een obsessie of misschien zelfs een beetje een koopziekte?”
“Weet je, om aan de top te komen in de duivensport moet je een beetje gek zijn, ‘prettig gestoord’ zoals dat heet. Vroeger vroeg ik me wel eens af of er aan mij iets scheelde (lacht hartelijk) maar ik ben ondertussen wel al meer gekken tegen gekomen in de duivensport. Maar om op je vraag te antwoorden: ik heb ondertussen natuurlijk kwaliteit zat op de hokken, maar toch krijg ik er nooit genoeg van. ‘Wie weet zitten er nog ergens betere’ denk ik dan en neem het zekere voor het onzekere en ga dus maar op zoek...”
“Vaak in België...?” menen we te weten.
“Ja inderdaad meestal in België, niet omdat ik denk dat de Belgische duiven an sich beter zijn, maar omdat het Belgische systeem anders is, tot een andere vorm van selectie leidt. In Nederland kun je geen 20 weken naeen je duiven selecteren op pakweg 200 km. In België heb je die specialisatie wel en dat interesseert me. In Nederland worden duiven op een beetje van alles geselecteerd. Ik geloof in duiven die uitblinken op bv. 200 tot 400 km en dat zijn niet dezelfde duiven die uitblinken op 400 tot 700 km en dat onderscheid is veel explicieter in België. Vandaar”
Dat Willem de Bruijn nog regelmatig duiven bijhaalt, heeft natuurlijk ook alles te maken met het feit dat hij een pure kruiser is. Het kweekmateriaal mag dan wel ingeteeld zijn, om te schitteren op de vluchten kom je beter vooruit met gekruiste duiven.
“Vermijd te veel variabelen: het is minder belangrijk wat je doet, dan dat je altijd hetzelfde doet.”
Duivengeluk
“Als je zo duivengek bent, zitten die duiven dan 24 uur op 24 in je hoofd?”
“Oei neen. Spaar me daarvan. Als ik in de tandartspraktijk ben, ben ik daar 100% aanwezig, als ik de haag scheer, dan scheer ik de haag en als ik met duiven doende ben, ben ik ook daar volledig geabsorbeerd. Die onverdeeldheid is één van mijn sterke kanten, denk ik. En daarom vind ik de duivensport zo heerlijk ontspannend.”
“Maken duiven je gelukkig...?”
“Ja, maar niet in de zin van de liefhebber die zegt dat zijn nationale overwinning hem de gelukkigste dag van zijn leven bezorgde... Ik ben gewoon gelukkig bij de duiven. Ik ben nog nooit tegen mijn zin naar de duiven gegaan na mijn dagtaak. Ik vind het gewoon gevaarlijk om je ‘geluk’ te laten afhangen van je succes in de duivensport. Succes is immers voorbijgaand en erg relatief. Ik win graag maar ik kan me perfect voorstellen dat een kleine liefhebber die al blij is als hij kan meedoen en zijn prijsjes pakt, daarmee misschien gelukkiger is dan de wouldbe kampioen die zijn gezin het jaar rond tiranniseert omwille van zijn duiven en diep ongelukkig is als hij ‘maar’ de tweede plaats wint...”
“Gun je het succes aan je concurrenten?”
“Natuurlijk. Als je dat niet kunt, ben je toch maar een zielenpoot. Wat niet wegneemt dat ik graag win. En als ik bijvoorbeeld een pandoering krijg van Bas Verkerk dan ga ik niet treuren of zaniken of excuses aanzeulen, maar er gewoon hard voor gaan om er de volgende keer weer zelf te staan.”
Duivenfluisteraar
“Het lijkt er wel op dat jij in de duivensport meer op jezelf rekent dan op de zogeheten geluksfee. Heb je echt het gevoel dat je in de duivensport alles onder controle kunt hebben?”
“Alles niet, maar wel veel, anders zou ik niet jaar in en jaar uit hetzelfde niveau kunnen aanhouden. Een belangrijk aspect bij dat beheersen van de duivensport is dat je de duiven onder controle hebt. De melker moet altijd ‘de baas’ zijn, terwijl ik vaak hokken zie waar de duiven de baas zijn. Dat zijn nooit de kampioenen, geloof me. Duiven moeten gewillig zijn en vertrouwen hebben in de baas. Als ik al eens een duif heb die zich echt niet ‘voegt’, dan moet die eruit. Ik had als tiener reeds het gevoel dat ik meer kon met duiven dan mijn klasgenoten en ik heb dat gevoel nog. Ik kan goed duiven ‘lezen’: ik zie wat ze nodig hebben, ik kan duif zijn met de duiven, ik merk alles op. Als je een goede duivenpsycholoog bent, dan krijg je veel meer gedaan van de duiven. Maar ik ben niet zeker of je dit kunt leren... Ik weet immers niet wat het is dat ik heb dat anderen niet of minder zouden hebben...”
“Jammer, want je zou zeker school kunnen maken” vallen we in.
“Dat ben ik nog niet zo zeker... Ik maak nooit een geheim van wat ik allemaal doe aan en voor de duiven, wat ik geef en niet geef, hoe ik aan mijn duiven kom, hoe ik mijn duiven de stiel leer enz. en toch heb ik weinig volgelingen me dunkt. Weten wat je moet doen en het dan ook nog doen , zijn blijkbaar verschillende dingen...”
Streng zijn
Als ik een goede leerling wil zijn, wat is dan het eerste wat ik moet leren?” proberen we.
“Selecteren, streng zijn... Als je het met me eens bent dat goede duiven het alfa en omega zijn van de duivensport, dan moet je beginnen met alle minder goede duiven op te ruimen. De meeste liefhebbers zijn te sentimenteel als het om selectie gaat. De regel is: je bekomt waarop je selecteert. Zie je graag mooie duiven, dan heb je na een tijdje plaatjes van duiven; selecteer je op oogkenmerken, dan heb je na een tijd duiven met heerlijke ogen om op internet te zetten enz. Ik selecteer op gezondheid en prestaties. Duiven die uit zichzelf niet gezond blijven, halen je hele kolonie naar beneden, dus weg ermee. Maar wat zeggen de meesten: ‘ja maar dat is een dochter van... ja maar die heeft zoveel en zoveel euro gekost... ja maar dat is de enige zoon die ik nog heb uit die en die...’ Zo gaat het dus niet. Als je duiven wil die prijs vliegen per 100-tal, dan moet je die welke slechts prijs maken per tien opruimen... Keihard? Natuurlijk, maar het is de enige manier. Als ik meestal 60 tot 75% prijzen maak, dan is dat omdat ik alle duiven wegdoe die me meer dan eens in de steek laten. Bij W.A. de Bruijn mag dat niet... Zelfs eens een eerste prijs vliegen is geen redding als je te vaak mist...”
“Maar dan zullen veel liefhebbers met een quasi leeg hok komen te zitten,” opperen we.
“Is dat geen goed uitgangspunt om daarna op een hoger level te komen? Als er maar één koppeltje de strenge selectie overleeft, dan ga je daarna toch met reuzenstappen vooruit...” Zo eenvoudig is duivensport als je Willem de Bruijn heet.
“Voederen is geen kunst: de duiven weten zelf best wat ze nodig hebben.”
Het beste bewijs
“Goede duiven hebben niet veel nodig,” orakelt Willem de Bruijn verder. “Ik heb vroeger alles geprobeerd en uitgetest, alle vormen van medicatie, alle spelsystemen, alle bijproducten... en ik kom tot de slotsom dat het je finaal geen meter vooruithelpt. Integendeel. Ik heb de medicatie zo goed als volledig verbannen. Alleen voor paratyfus ben ik als de dood en daartegen kuur ik elk jaar buiten het kweek-en vliegseizoen. Maar voor de rest geen gepruts meer aan de duiven: alles zo eenvoudig mogelijk. En wie daar niet tegen kan of in dat systeem niet aan de bak komt, past niet bij mijn aanpak en valt af. Simpeler kan het toch niet. En het beste bewijs dat het voor 99% aan de kwaliteit van de duiven ligt, is de ellenlange lijst van referenties van liefhebbers die met mijn duiven lukken en er grote races mee winnen tot op nationaal niveau.”
We willen de lezer niet vermoeien met een lange opsomming van topreferenties, maar indrukwekkend is de lijst wel.
Of toch één voorbeeldje, maar één dat kan tellen. Luc Sioen uit Moorslede (BE) ging in 2011 een serie duiven halen bij de Bruijn. Omdat de duiven van Willem niet ingeteeld zijn, durfde hij zonder aarzelen enkele koppeltjes tegen elkaar houden, terwijl de overige gekruist werden met de elite van Rik Hermans.
In 2012 kweekte hij zo o.a. de Nomi, ring B3142056-12, uit twee directe van Willem dB. Vader kwam uit een volle broer van Olympic Schanulleke en moeder was een kleindochter van de Favori van Heremans-Ceusters. Als jaarling startte deze Nomi met twee kopprijzen uit Bourges en Châteauroux om dan fors uit te halen van de nationale Poitiers waar ze de nationale palm wint tegen 13134 concurrenten. Maar dat was niet alles! Uit twee andere de Bruijnduiven kweekte - ook al in 2012 -hij duiver B3170079-12 en deze kwam terecht bij opkomende ster Kati Lippens, dochter van Vital Lippens. Laatstgenoemde had dit Sioenduifje geschonken aan zijn dochter als verjaardagscadeau. Als jaarling vliegt deze rakker 1 prov. Bourges van 1151 duiven, goed voor een 2de plaats nationaal tegen 11883 duiven. Dat deze duif uit een halfbroer komt van Olympic Schanulleke en ook weer heel wat Heremansbloed voert, zal er wel niet vreemd aan zijn.
“Bam... bam... bam!”
“Mogen we nog een vervelende vraag stellen om af te ronden... Waarom speelt Willem de Bruijn toch met zoveel duiven? Met 150 jongen naar een race stappen is hier blijkbaar eerder regel dan uitzondering...”
“Ah ik vind dat geen vervelende vraag zelfs... Ik vind het gewoon leuk om met veel duiven te spelen. Of liever: ik vind het superleuk om veel duiven te zien thuiskomen van concours... Als ze dan ‘bam, bam, bam...’ vallen geniet ik met volle teugen en voel ik me gelukkig als een jongen van 14. Toch niet te vergelijken met het effect als je er maar een paar meehebt en meer zoiets hebt van ‘Ha, ben je daar ook eens’. Daarom speel ik ook geen grote fond meer. Liever een flitsend spektakel dan uren naar de wolken kijken...”
En als voorbeeld tovert Willem de Bruijn de laatste uitslag van het seizoen 2013 tevoorschijn:
15-09-2013 Mantes-la-Jolie (400 km) een provinciale race met 2050 duiven aan de start. Willem de Bruijn rolt het hele zaakje op met
2-3-4-5-6-7-9-10-11-12-14-15-16-17-18-19-20-enz.
Samengevat: 17 prijzen in de top 20, 61 in de top 100 en in totaal 124 prijzen van 160 gezette duiven of > 75%
“Is het makkelijker om met veel duiven te spelen? Je kansen om de kop te spelen verhogen toch?” proberen we de Bruijn het vuur aan de schenen te leggen.
“Dat is maar een deel van de waarheid... Ik kan met veel duiven spelen omdat ik een eenvoudig systeem heb. Wie elke dag aan de slag is met spuitjes of druppeltjes, wordt toch gek van zoveel duiven. En het is niet omdat ik met veel duiven ga, dat duivenspel voor mij een loterij wordt. Ik verzeker je dat de beste duiven toch meestal op kop komen. Die 2 of 3 eerste duiven, die niet met de klad meekwamen, dat zijn de duiven die ik zoek...”
“Je krijgt wel regelmatig kritiek, zelfs van je beste vrienden, dat je door met zoveel duiven alles ‘weg’ te spelen de duivensport een beetje kapot maakt of toch minstens de kleinere melker het plezier wat ontneemt...”
“Daar heb je een punt natuurlijk. Maar als ik met 100 duiven naar een concours ga met 10.000 duiven, dan heb ik statistisch toch maar 1 % kans om de eerste te pakken. Die andere 9900 duiven doen toch ook mee... Wat ik bedoel: enkel en alleen aan het groot getal duiven dat ik meegeef zal het wel niet liggen.”
“Duivensport is in wezen eenvoudig: de liefhebber maakt ze moeilijk.”
Creativiteit gewenst
“Toch nog een laatste vraag: nu we het toch hebben over een mogelijke teloorgang van de duivensport: is er nog toekomst voor de duivensport?”
“Ik denk het wel. We stevenen schijnbaar af op een dieptepunt - toch in aantal liefhebbers - maar er komt een moment van stabilisering en wie weet heropleving volgens mij. De duivensport gaat niet ten onder aan de megahokken en zelfs niet aan de commercialisering. Een groter probleem is dat de duivensport - en dan heb ik het meer bepaald over de structuren en de besturen - aanpassingsvermogen, vindingrijkheid en veerkracht missen om het hoofd te bieden aan de snel veranderende context waarin de liefhebberij zich afspeelt. De maatschappij verandert snel: individualisering, overaanbod van informatie en amusement, een snel groeiend besef dat de duivensport de rechten van het gezin niet in de weg mag staan enz. Dat alles vraagt om vernieuwing. En dan heb ik het nog niet over de groeiende intolerantie... we komen voor we het weten op een punt waarop je misschien geen duiven meer mag houden in je achtertuin en dan moeten we klaar staan met andere oplossingen: éénhoksraces, duiventuinen (naar analogie met zogeheten ‘volkstuinen’) waar je een hok kan huren of wat dan ook. Werk aan de winkel dus voor de liefhebber en de bestuurder die van zijn hobby houdt.”
Wij: “En laat ondertussen, nu het nog kan, ieder zijn meug: wie veel duiven wil houden mag er veel houden, wie het met minder wil doen, evenveel recht op zijn plezier...?”
“Precies!”
Deel 2
deel 2: Een geboren duivendresseur
"Zonder enthousiasme is nog nooit iets groots tot stand gekomen." - Ralf Waldo Emerson
In de vorige bijdrage hadden we een uitvoerig gesprek met Willem de Bruijn over duiven en duivensport zoals hij die op eigenzinnige maar uiterst succesrijke manier beoefent. Het hele gesprek was eigenlijk samen te vatten in die ene zin: goede duiven moet je hebben en al de rest is larie. Het blijft natuurlijk de vraag hoe je aan die goede duiven, neen, hoe je aan de beste duiven van de wereld komt. We kijken hoe Willem de Bruijn dat doet, want blijkbaar beheerst hij deze kunst als geen ander. “En wat ik kan, kan iedereen,” is één van zijn geliefkoosde uitspraken. Dus er is nog hoop.
Duiventemmer
Als de kaarten anders hadden gelegen, dan was Willem de Bruijn even goed leeuwentemmer geworden of was hij wereldberoemd geworden met een exclusief circusnummer met duiven... Reeds als jonge knaap ontdekte hij immers dat hij meer van dieren gedaan kreeg dan zijn leeftijdsgenoten, eigenlijk van alle dieren... Dat het uiteindelijk duiven geworden zijn, komt door zijn klasvriendjes in Gouda. Willem groeide op als stadsjongen in hartje Gouda waar zijn ouders - hoe kan het ook anders - een kaaszaak hadden. Meer dan de helft van de jongens in de klas hadden thuis duiven en vertelden daar honderduit over. En dus duurde het niet lang of er kwamen ook enkele postduiven bij de jonge Willem de Bruijn. Veel plaats hadden ze thuis niet voor duiven, maar toch genoeg om de kleine Willem zijn eerste contacten met de duivensport en met de mysterieuze wereld van de duiven te gunnen. Het was een openbaring en liefde op het eerste gezicht. En die liefde voor het wonder ‘duif’ zal hem nooit meer loslaten.
Tipplers
Naast postduiven leerde Willem de Bruijn ook de tipplers kennen, dat zijn sierduifjes die erom bekend staan dat ze een hele dag lang hoog in de wolken kunnen blijven toeren. En – zo zijn mensen nu eenmaal – er bestaat natuurlijk een soort sport om je duiven om het langst in de lucht te houden. Dat is een kunst op zich en die kunst heeft veel te maken met voeding maar vooral met selectie en africhting. En dat laatste was uiteraard een kolfje naar de hand van duiventemmer Willem. Het duurde niet lang of hij had de beste tipplers van uren in de omtrek. Meer nog het wereldrecord duur-vliegen staat tot op vandaag op naam van ene Willem de Bruijn uit Reeuwijk. Zijn duifjes zijn er immers in geslaagd om 19 uur en 12 minuten in de wolken te blijven toeren. Dat betekende om 4 uur ‘s morgens de lucht in en pas neerstrijken op het met een bouwlamp verlichte hok na 23 uur...
Het tipplervliegen lag de Bruijn zo nauw aan het hart dat hij pas een paar jaar terug zijn laatste tipplers heeft weggedaan. Het moeten dus niet altijd postduiven zijn voor Willem.
Een jongere Willem de Bruijn op de gekende praatstoel in de Schoolstraat in Arendonk.
Tweede start
Na de eerste stapjes in de duivensport, kwamen er andere prioriteiten in het leven: studeren, een praktijk oprichten als tandarts, een gezin stichten, een woning zoeken en verbouwen... Maar de duiven lieten hem nooit helemaal los en hij was vastbesloten om ooit terug - en dan voor serieus - postduiven te houden.
In 1984 kon hij zijn huidige riante woonst betrekken in het landelijke Reeuwijk, midden de plassen en de kanaaltjes. Het was een voormalige landbouwwoning met aanhorigheden, o.a. een machtig grote stal. De woning werd verbouwd tot een idyllische maar moderne woonst en de stal werd door Willem zelf omgebouwd tot een gerieflijk duivenpaleis.
Nu ontbraken enkel nog de duiven. Zoals dat gaat met een beginneling - want dat was hij toen eigenlijk wel - kreeg en haalde hij van alle kanten wat duiven. De intentie was goed, maar Willem zag snel dat dit niet de juiste weg was om succes te hebben in de sport. Dus ging hij op zoek naar kampioenenduiven en hij zou die vinden bij de gebroeders De Wit van Koudekerk a/d Rijn.
Idolen
Als je aan Willem de Bruijn vraagt wie zijn grote voorbeelden, zeg maar zijn idolen zijn in de duivensport, dan noemt hij zonder aarzelen de gebroeders de Wit. Niet alleen omdat hun duiven tot op vandaag de ruggengraat vormen van zijn kolonie, maar vooral om het soort mensen dat zij waren, om hun eenvoud en integriteit. “Mensen naar mijn hart”, noemt hij ze - nog steeds met heel veel eerbied. “Het waren grote kampioenen, zonder kapsones, ouderwetse melkers maar met zo veel gezond verstand en zo veel gevoel voor de goede duif.”
Jaap en zijn veel te jong gestorven broer Henk waren gedurende 40 jaar de grote kampioenen van de zuidwesthoek. Hun kolonie bestond bijna exclusief uit Klakduiven, zeg maar de zuivere Janssen Arendonk. Vrijwel jaarlijks stonden ze bij Jos van Limpt in Reusel op de stoep om wat bij te halen en hun kolonie jong en levenskrachtig te houden. Later haalden ze ook nog Klakduiven bij andere hokken die er ook succesvol mee waren: Aad Griekspoor uit Nieuw-Vennep, Jan Ouwerkerk uit Lekkerkerk. Omdat ze ook graag eens tot Saint-Vincent speelden, kwam er ook hier en daar een scheut Nederlands fondbloed bij, maar in essentie was het allemaal Klak dat de klok sloeg. En vermits Willem de Bruijn bij De Wit zijn basisduiven haalde, mogen we met de nodige nuances stellen dat ook in Reeuwijk de goede ouwe Janssenduiven de rode draad vormen – tot op vandaag.
Twee grootmeesters samen op de foto. Bij Leo Heremans (rechts) - toen nog Heremans-Ceusters -, haalde Willem de Bruijn een lot duiven die de vergelijking met zijn duiven meer dan aankunnen. Met de inbreng van afstammelingen van de Rossi, de Olympiade et tutti quanti kreeg de kolonie in Reeuwijk een stevige boost.
Op de rails
In 1985 ging Willem dus aankloppen bij de mannen uit Koudekerk. Hij bekwam er een ploegje van een dertigtal jonge duiven en dat zou voor de Bruijn het startschot worden van een glansrijke carrière met zeer veel hoogte- en zeer weinig dieptepunten.
De Bruijn zat meteen op rozen. Hij had immers ook van de beste duiven uit Koudekerk meegenomen en daarbij was een dochter van het stamkoppel van de gebroeders, nl de 1135636-79, een zoon van de Bosboer (nog soort van het stamkoppel van Mariën-Meulemans, zeg maar Jos Van den Bosch x Janssen), en zijn vaste duivin 1433536-81 (Klak). Het zal echter een zoon zijn uit de broer van de 636 die in Reeuwijk de eerste Sterkweker zal worden, en dan hebben we het over NL1340340-85, ook eentje uit de lichting van 85. Moeder van de Sterkweker was NL388123-80 een duivin die de gebr. de Wit hadden van Jan Ouwerkerk, een kleindochter van de wereldberoemde 57 Verbart (dus ook Klak).
Dat de Sterkweker zijn naam niet gestolen had, bewees hij door vader te worden van de NL1201011-92, Beste Doffer 1993, en grootvader van de Beste Doffer 1995 en van de Beste Jonge 1996, dat alles in de nationale competitie WHZB (wie heeft ze beter), een nationale competitie waar ook de gebr. De Wit vaak op het podium stonden.
Dat dit voortbrengen van nationale asduiven hun in de genen zat, bewees ook de NL1340366-85, een kleinzoon van de stamdoffer de Wit, de genoemde 636. Deze 1340366-85, uiteraard ook een uit de kostbare collectie van ‘85, werd o.a. vader van de NL2519155-90, Beste Duivin WHZB 1991 en samen met de Sterkweker op haar beurt moeder van reeds genoemde NL1201011-92, Beste doffer in 93.
U ziet het beste lezer: de trein stond stevig op de rails en zal niet gauw meer te stoppen zijn.
De Super Schalie
Tijdens de jaren die volgen gaat de Bruijn nog herhaaldelijk putten aan de goudmijn van de gebr. de Wit. Betere waren er niet, toen niet en vandaag nog niet.
Jammer genoeg overleed Henk de Wit in 1988. Jaap hield het nog enkele jaren alleen vol en uit respect voor zijn overleden broer nog steeds onder de naam Gebr. de Wit. In 1993 geeft hij er echter ook de brui aan omwille van gezondheidsredenen. De kolonie wordt totaal ontbonden en dat betekent meteen het einde van een roemrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de Nederlandse duivensport. Gelukkig is de soort niet dood en schrijven enkele grote kampioenen het verhaal van de gebr. de Wit verder (Willem de Bruijn uiteraard, maar ook Piet van de Merwe, de comb. Verbree, Bas en Gerard Verkerk om er maar enkele te noemen) .
Maar terug naar de duiven. Willem de Bruijn was zo in de wolken met zijn Klakduiven dat hij ze zelfs voorzichtig durfde intelen. Janssenduiven zijn nu eenmaal zeer inteeltresistent, dus intelen kon. Zo zette hij een zoon van de 366-85 tegen een dochter van de Sterkweker 340-85 en kweekte hier zijn absolute stamvader uit, de Super Schalie NL251089-90. Zijn kleur verraadde zijn herkomst uit Arendonk.
Wat die aan grote winnaars op de wereld zal zetten, tot vele generaties verder, tart alle verbeelding. Er is haast geen stamkaart in Reeuwijk waar je niet hem of zijn zoon Apollo op vindt... Want zo slim is Willem de Bruijn wel: hij haalt veel duiven bij, maar als puntje bij paaltje komt zorgt hij er wel voor dat zijn eigen basissoort - de Klak- en de Witduiven dus - bijna steeds mee in het kweekrecept zit.
En mooi voorbeeld van zo een kampioen van de oude soort is de Olympic Zeus, ring 1892452-01. Hij is overwegend van het soort de Wit uit de lijn van hun stamkoppel x een kleindochter van de Super Schalie..
Zoals zijn naam laat vermoeden was de Olympic Zeus olympiadeduif (Lievin, FR)
Beste doffer WHZB 2002 2 nat. Asduif allround TBOTB Bij zijn beste uitslagen : 1 Strombeek 6156 d. 1 Strombeek 2555 d. 2 Menen 1453 d. 4 Ablis 6409 d. 5 Péronne 3894 d. 6 Chantilly 2299 d. 9 Châteauroux 4178 d. |
Stefaan Lambrechts, Berlaar, over wie Willem de Bruijn getuigt : “Ik haalde bij Stefaan 25 jonge duiven en er waren 7 supers bij. Dat je nu op de wachtlijst komt en er meer dan 2 jaar op je bestelling moet wachten, is dus niet verwonderlijk.”
Mister WHZB
Even een zijdelingse noot voor de Belgische lezer: De nationale competitie WHZB “Wie heeft ze beter” ontstond in de jaren '60 als een rubriek in het NPO, Nederlands PostduivenOrgaan. Om de best presterende duiven van het voorbije seizoen te kennen, werd een soort puntensysteem in het leven geroepen. Ondertussen heeft de competitie steeds meer vaste vorm gekregen en geldt ze als een ‘officieel’ nationaal kampioenschap. Er zijn diverse categorieën: Beste doffer, Beste duivin, Beste jonge duif, Beste vitesseduif enz. De spelregels zijn te vinden op http://www.wieheeftzebeter.nl.
Naast WHZB, is er nog de nationale asduivencompetitie TBOTB, “The Best of The Best”, georganiseerd door duivenblad “Het Spoor der Kampioenen” in samenwerking met Compuclub. Ook hier zijn diverse categoriën. Hiervan vindt u de regels en klassementen op http://www.compuclub.nl/tbotb/.
Dit dus even terzijde.
Het was heel snel duidelijk dat de WHZB-competitie een kolfje was naar de hand van Willem de Bruijn. Er ging dan ook geen jaar voorbij of hij nestelde zich in de top van één of meer klassementen van WHZB. In 1997 had hij zelfs eens de 7 beste duivinnen van Nederland... Niet onterecht ging men hem dan al snel betitelen als Mister WHZB. Niemand anders was immers jaar in en jaar uit zo prominent aanwezig in de tabellen als Willem.
Zo wint hij in 2013
- 4de beste doffer WHZB nationaal met Jacob, 11-1742183
(met o.a.: 1 Lesquin 4904 d.; 9 Châteauroux 13512 d.; 15 Péronne 19278 d.; 13 Nanteuil 8986 d.; 21 Tours 11759 d.)
- 12de beste duivin WHZB nationaal met Lisa, 11-1742182
(met o.a.: 1 Meer 650 d.; 1 Péronne 672 d.; 1 Ronquières 837 d.; 2 Meer 3062 d.; 8 NPO Bourges 7586 d.)
- 16de beste duivin WHZB nationaal met Amelie, 11-1742458
(met o.a.: 13 Meaux 12420 d.; 29 Péronne 19278 d.; 60 Châteaudun 11572 d.; 12 Meer 650 d.; 211 Mantes-la-Jolie 10446 d.)
- 8ste beste liefhebber WHZB nationaal.
Voor Willem de Bruijn zijn deze klassementen aangename nevenverschijnselen van zijn topprestaties, want waar hij vroeger meer mikte op deze asduifklasseringen en kampioenschappen, gaat zijn aandacht de laatste jaren steeds meer naar de knalprestaties op de afzonderlijke wedstrijden. En eigenlijk betekent dit een stuk meer specialisatie. Om echt uit te blinken op pakweg 250 km, moet je gaan met een ploeg duiven die daar het beste voor geschikt zijn, specialisten dus. En deze specialisten voor een bepaalde afstand vind je... in België.
Op de Belgische toer
Op advies en in gezelschap van Ad Schaerlaeckens gaat Willem de Bruijn heel vaak de Belgische toer op. A.S., als halve Belg, kent de Belgische duiven en duivenpieten beter dan veel echte Belgen. Samen gaan ze er op zondag bij vitessers duiven opwachten, duiven bekijken en vaak ook duiven kopen, Willem de Bruijn liefst met de hele mand ineens.
Voor bloedverversing moet je op tijd en stond andere duiven bijhalen, dat is bij Willem de Bruijn niet anders. Wat wel anders is bij de Bruijn, is dat hij niet de man is om ergens één of twee duifjes bij te halen om deze dan op te sluiten en na een paar jaar vast te stellen dat ze hoegenaamd niet voldoen... Neen, Willem de Bruijn haalt liefst 20 of 30 of zelfs 50 jongen bij een sterk spelende vitesser en gaat daar dan zelf mee spelen. Zo wordt heel snel het kaf van het spreekwoordelijke koren gescheiden “en als je op die manier een super ontdekt, is het nog tijd genoeg om ervan te kweken,” weet Willem de Bruijn. En hij kan het weten. Lees vooral verder...
De Gilbert
Bij een van de eerste ritten naar België - dat was in 2000 - gingen Ad en Willem naar een zekere Gilbert Meire in Huise (deelgemeente van Zingem, O-Vl). Ad was hiertoe getipt door onder meer Eddy Leutenez. Gilbert Meire was gekend - maar eigenlijk vrijwel onbekend - als een kleine, hard spelende ouderwetse duivensjapper: geen tierlantijntjes, geen ‘ras’, geen pedigrees maar wel hard vliegende kleppers. De Bruijn kocht er een mand duiven, zeg maar een twintigtal, en gooide ze de dans in...
Zoals te verwachten waren daar gewone duiven bij, bruikbare duiven, zelfs nietsnutten... maar er was ook een crack bij - één crack dus, met de voetring B4108907-00. Naderhand krijgt hij de voor de hand liggende naam ‘de Gilbert’.
De Gilbert werd een fenomeen, eerst als vlieger en later als kweker. In zijn bescheiden stamkaart stonden geen grote namen en verder dan de grootouders geraakte Meire niet.
De Gilbert vloog 40 prijzen op drie seizoenen en werd o.a. :
- 5de Allround in de West-Europese Landen Cup (Dortmund)
- 8ste beste doffer WHZB 2002
Zijn mooiste resultaten :
1 Ablis 496 d. (7/6243)
1 La Ferté-Bernard 315 d. (6/3280)
1 Bourges 392 d. (8/2874)
11 Duffel 6792 d.
7 Saint-Ghislain 2570 d.
11 Bourges 1985 d.
Op de kweek was hij zo mogelijk nog beter, vader van :
- NL1641305-02 met 1 Châteauroux 981 d.
- NL1641359-02 met 1 Duffel 575 d.
- Bellona NL1641360-02 met 1 Ablis 414 d. (2/4067)
en zelf moeder van 9e asduif 1/2 F KBDB 2004, NL03-1141095 met o.a. 1 Pithiviers 1070 d.
- Olympic Anita, NL1141112-03, Olympiade Porto 2005
met o.a. 1 Toury 1984 d., 15 nat. Vichy 11510 d.; 44 nat. Argenton 17129; 1 nat. Vichy
- Isabeau NL2055434-04 met o.a. 1 Péronne 5688 en zelf moeder van
NL07-1833158 4 nat. Ablis 17730 d.
- Boreas NL1398589-05 5de Beste doffer WHZB 2006
- NL06-1071719 1 Ablis 547
- NL06-1071784 1 Duffel 3912
- NL07-1821903 1 Pommeroeul 942
- Amy NL06-1071785, 5de Beste duivin WHZB
Ook in tweede generatie laat de Gilbert zich gelden als grootvader van o.a.
- Sponge Bob, 1 NPO Blois 20755 d. en Olympiade Oostende
- Kournikova 6 NPO Blois 4673 d. en 15 NPO Bourges 9000 d.
- Babette NL08-1543608 met 1 Orleans 3984 d.
en 8ste Asduif Natour WHZB 2010 en 5de nat. Asduif Allround TBOTB
- Mysterie Lady van Michel Vanlint, 12 maal top 100 nationaal in België
- Charlene, 1821645-07, 2 Ablis 2764 d.; 5 Bourges 4078 d.; 10 Moeskroen 3717 d. enz.
En de opsomming is verre van volledig...
17 x eerste prijs in 2013 | ||
20-04 Ronquières | 166 km | 1-837 |
27-04 Pommeroeul | 191 km | 1-719 |
04-05 Péronne | 267 km | 1-19278 |
25-06 Péronne | 267 km | 1-11930 |
22-06 Duffel | 108 km | 1-389 |
29-06 Duffel | 108 km | 1-4530 |
06-07 Nijvel | 165 km | 1-376 |
13-07 Pommeroeul | 191 km | 1-4092 |
13-07 Sens | 440 km | 1-367 |
20-07 Vierzon | 570 km | 1-438 |
20-07 Péronne | 267 km | 1-328 |
28-07 Pommeroeul | 191 km | 1-1278 |
03-08 Péronne | 267 km | 1-307 |
10-08 Morlincourt | 301 km | 1-280 |
10-08 Duffel | 108 km | 1-1003 |
25-08 Pommeroeul | 191 km | 1-231 |
15-08 Mantes-la-Jolie | 400 km | 1-1318 |
De Superlotto
In de daarop volgende jaren is Willem de Bruijn op diverse plaatsen in België nog tientallen jonge duiven gaan bijhalen, of mogen we zeggen honderden. En zoals altijd zaten er alle gradaties van kwaliteit tussen, maar een crack zoals de Gilbert was er echt niet elk jaar bij. Het was dus niet altijd bingo, en dat verwacht je ook niet. Er zijn immers per definitie zo weinig uitschieters...
In 2005 won de Bruijn echter de superlotto...
Weeral op advies van Ad Schaerlaeckens trokken ze toen naar Heremans-Ceusters in Vorselaar. Leo Heremans en Charel Ceusters vormden er een te duchten combinatie en speelden het Tienverbond bij wijlen op een hoopje. Ad wist dat en zo gingen ze erop af. Willem de Bruijn was onder de indruk van de duiven en kocht er 60 stuks. Het was er toen nog geen groothandel in duiven en ze waren nog te betalen ook. De Bruijn vond de duiven bijna te mooi om goed te zijn, maar hij had vertrouwen in de speurneus van A.S. en dat vertrouwen werd niet beschaamd: er zaten minstens een dozijn goede tot excellente duiven bij. Onvoorstelbaar, vindt Willem vandaag nog, zo een hoge gemiddelde kwaliteit.
Heremans-Ceusters hadden hun soort opgebouwd met o.a. Kannibaalsoort, Maurice Hasendonckx, Rudy Diels, wat Houben maar vooral de Olympiade van Gust Janssen. In maart 2006 werd de kolonie totaal verkocht, maar toen had Willem de Bruijn zijn buit al binnen.
Sprookje
Een van de duifjes die Willem de Bruijn zelf kweekte uit twee directe Heremansduiven heet Fairy Tale, Sprookje. En wellicht is deze naam de beste samenvatting voor hoe de inbreng van Heremans-Ceustersduiven een totaal nieuwe boost gaf aan de kolonie de Bruijn.
Fairy Tale, NL1071928-06, werd gekweekt uit de Fantast B6045582-05 x Fina B6045579-05. En met Fina zitten we meteen bij het neusje van de zalm, want een dochter van Rossi x Spinneke.
Fairy Tale liet er geen twijfel over bestaan dat ze van goede komaf was en vloog :
1 Pommeroeul 693 d.
1 prov. Ablis 2764 d.
Goed genoeg voor de kweek, moet Willem gedacht hebben en zette haar tegen Storm, een duiver uit zijn eigen soort. Daaruit kwam o.a. Olympic Hurricane, 1688185-10. En hij kwam inderdaad naar huis als de wervelwind en werd daarmee 3 nat. Asduif Jong TBOTB en Olympiadeduif Poznan
Olympic Hurricane vloog o.a. :
1 Ablis 2193 d.
1 Pommeroeul 2753 d.
7 Duffel 5535 d.
1742433-11, Olympic Froome, is er een zoon van en vliegt :
1 Argenton 1262 d.
1 Péronne 1689 d.
4 Mantes-la-Jolie 10446 d.
4 Pommeroeul 3105 d.
10 Nijvel 6019 d.
Daarmee staat hij op zijn beurt op de Olympiade, nu in Nitra, voor C&M Everling (Gouda).
Fairy Tale is verder nog moeder van :
-1742359-11, Tineke, met o.a. :
1 Péronne 19278
47 Nanteuil 11787
-1742182-11 Lisa met o.a. :
1 Meer 650 d.
1 Péronne 672
2 Meer 3062 d.
1 Ronquières 837 d.
8 NPO Bourges 7586 d.
Inderdaad een sprookje als je dergelijke duiven treft...
En oh ja, Fairy Tale is een halfzus (zelfde moeder, nl. Fina) van Blue Flame, NL1821760-07.
Deze Blue Fame werd 5de Asduif Jong TBOTB 2007 en 11 Beste duivin WHZB in 2009.
Ze vloog onder meer :
2 Pommeroeul 6255 d.
5 Chantilly 4727 d.
11 Saint-Quentin 8851 d.
23 Creil 20236 d.
22 Chantilly 12768 d.
Ze is bovendien moeder van :
1 Strombeek 1994 d.
2 Strombeek 1992 d.
2 Strombeek 1063 d.
2 & 3 Chalons 2261 d.
1 Duffel 5535 d.
Hestia
Het is onbegonnen werk om alle topduiven met Heremansbloed de revue te laten passeren, en dus pikken we hier en daar nog wat uit.
Hestia bijvoorbeeld, een directe met ring B6045569-05. Zij hoorde bij het lot Heremansduiven dat eerst de haver moest verdienen in de wedstrijden en ze deed dat met brio en werd :
6de Beste jonge duif WHZB 2005
En ook zij zou een waardevolle kweekster worden. Moeder van o.a. :
1 Nanteuil 14669 d.
1 Mantes-la-Jolie 11778 d.
1 Châlons 11853 d.
1 Pommeroeul 6082 d.
om slechts de meest oogstrelende toppers eruit te pikken.
Ze is ook grootmoeder van Fortezza
4de Beste vitesseduif WHZB 2010
De weelde kon niet meer op in Reeuwijk. Voor het eerst had de Bruijn een collectie duiven gevonden die de evenknie waren van zijn eigen basisduiven uit de lijn van de Super Schalie en de Sterkweker. Door de beide lijnen samen te brengen zit hij nog voor jaren op rozen.
21 x eerste prijs in 2012 | ||
31-03 Meer | 62 km | 1-650 |
06-05 Lille-Lesquin | 1-4880 | |
12-05 Péronne | 267 km | 1-765 |
19-05 Nanteuil | 352 km | 1-17186 |
26-05 Bourges | 576 km | 1-2021 |
09-06 Châteauroux | 633 km | 1-1533 |
17-06 Nanteuil | 352 km | 1-549 |
23-06 Meer | 62 km | 1-404 |
30-06 Duffel | 108 km | 1-6159 |
07-07 Vierzon | 570 km | 1-369 |
07-07 Grimbergen yl | 125 km | 1-694 |
07-07 Grimbergen o | 125 km | 1-91 |
15-07 Nijvel yl | 165 km | 1-5053 |
15-07 Nijvel o | 165 km | 1-316 |
21-07 Pommeroeul | 191 km | 1-2936 |
11-08 Duffel | 108 km | 1-1919 |
18-08 Nanteuil | 352 km | 1-402 |
18-08 Grimbergen | 125 km | 1-1780 |
25-08 Nijvel | 165 km | 1-597 |
01-09 Sens | 440 km | 1-195 |
08-09 Péronne | 267 km | 1-672 |
De Favori
Eén duif, een duivin, moeten we u zeker nog voorstellen, de Favori, B6045542-05, weeral een directe Heremans-Ceusters. Willem de Bruijn noemt haar de wonderlijkste duivin die hij ooit bezat... en dat wil al wat zeggen.
Vader van de Favori was een inteelt naar de Kannibaal van Dirk Van Dyck.
Moeder was een dochter van de Olympiade van Gust Janssen x het Wonderaske, die voor Heremans-Ceusters asduif werd in Ave Regina.
Maar ook Favori moest eerst tonen dat ze prijs kon vliegen. Ze slaagde met klank en werd 10de nat. Asduif TBOTB 2006 naast nog enkele asduiftitels in het samenspel en provinciaal. Maar wat een kweekfenomeen!
Zo is ze moeder van Zidane, 1821614-07, die we in vorig deel al even tegenkwamen.
Zidane vliegt o.a. :
1 Pommeroeul 2247 d.
3 Sézanne 2374 d.
7 Morlincourt 4401 d. en wordt
6de nat. Asduif NPO Vitesse
2de nat. Asduif Jaarlingen TBOTB
Maar hij is ook vader van onder meer 1 Strombeek 1994 d.; 2 Strombeek 1992 d.; 2 en 3 Châlons 2261 d.; 1 Duffel 5535 d.; 2 Strombeek 1063 d.; 7 prov. Sens 14517 d.; 10 NPO Ruffec 3875 d.
Verder is Favori moeder van :
- Carina 1071847-06, 3 NPO Breisach 8445 d. (na 2 hokgenoten)
- Blue Favori 1821749-07, 14e Beste duivin WHZB 2009 en 11 nat. asduif Allround TBOTB
met o.a. :
1 Péronne 43623 d.
1 Orléans 10375 d.
6 Creil 20236 d.
12 Péronne 22790 d.
13 Mariembourg 19602 d.
- Rosalinde 1543464-08, 3e Beste duivin WHZB 2009
- Lowie 1543465-08, 7 NPO Argenton 6503 d.
- De Ferme 1191193-09, 1 Saint-Quentin 3885 d.
- Charony 1688113-10, 1 Nanteuil 17186 en 2 Bourges 16843 d. op 8 d. tijd
Toch nog één
Ik zou stoppen met de Heremansduiven bij Willem te bejubelen, maar sta me toe om toch nog één duif te vermelden, heel kort, met name de Kleine Blauwe, B6045556-05. Hij komt uit een Broer Rossi x halfzus Wonderaske. Dus weeral van het allerbeste. In Reeuwijk werd hij vader van Jeroen, Jup, Janneke, De Ferme, Amelie en nog een reeks toppers, maar hij is vooral vader van Olympic Schanulleke.
En dat Olympic Schanulleke, NL1543385-08 is echt wel een van de betere. Ze werd :
- Asduif Nat. dagfond NPO, De Fondkrant, TBOTB
- 1ste Olympiadeduif Categorie C in Poznan.
- 5de Beste duif dagfond WHZB
- 4de Asduif Europacup Dortmund enz.
Alstublieft.
Ze vliegt o.a. :
3 Orléans 6951 d.
8 Orléans 10375 d.
8 Tours 9061 d.
26 Vierzon 11674 d.
21 Orléans 7259 d.
10 Argenton 3128 d.
Haar moeder is Ganieda, NL 2056276-04, een kleindochter van de Super Schalie.
Om nog maar eens te zeggen hoe goed die Heremansduiven pakken op de Klaksoort van de Bruijn.
Maar de Bruijn heeft nog meer pijlen op zijn boog... Zo is er de Stefaan...
De Stefaan
Het verhaal van de Stefaan doet wat denken aan dat van de Gilbert.
In 2011 ging Willem de Bruijn een ronde jongen kopen bij ene Stefaan Lambrechts in Berlaar, toen nog geen grote naam in de duivenwereld. Maar dat zou heel snel veranderen nadat de Bruijn met zijn Lambrechtsduiven keihard ging vliegen. Eén duif in het bijzonder torende er bovenuit met ring B6167165-11. Het was een doffer en de Bruijn zal hem logischerwijze de Stefaan gaan noemen.
Willem de Bruijn vat het zelf als volgt samen: “Ik haalde bij Stefaan 25 jonge duiven en er waren 7 supers bij. Dat je nu op de wachtlijst komt en er meer dan 2 jaar op je bestelling moet wachten, is dus niet verwonderlijk.”
De Stefaan vloog :
1 Duffel 5229 d.
2 Duffel 4212 d.
10 Nanteuil 11787 d.
5 Pommeroeul 4229 d.
42 Nanteuil 17186 d.
53 Nanteuil 9527 d.
72 Péronne 9382 d.
Zijn hokgenote de Vroom, B6167184-11 kan er ook wat van met o.a. :
2 Vierzon 1702 d.
6 Pommeroeul 4403 d.
23 Nijvel 4974 d.
33 Strombeek 50512 d.
50 Nanteuil 6905 d.
75 Nanteuil 9527 d.
34 Pommeroeul 4229 d. enz.
Of verkiest u de duivin B6167192-11 die tweemaal eerste vloog van het hele konvooi :
1 Nijvel 38875 d.
1 Pommeroeul 13146 d.
Origine van deze duiven? Geen grote namen, hele simpele pedigrees maar steengoede duiven.
Willem de Bruijn tipte zijn vrienden Hans en Evert-Jan Eijerkamp. En zij deden in 2012 wat Willem in 2011 deed: ze kochten een lot jongen en gingen er mee spelen... met evenveel succes.
Het nieuws ging rond als een lopend vuurtje en Stefaan Lambrechts is ineens wereldberoemd... en zijn duiven erg gewild. Wie er duiven wil, komt op een wachtlijst te staan. En de grote aanstichter van dit succesverhaal: Willem de Bruijn.
Overige inbreng door de jaren heen
Op het gevaar af namen te vergeten, noemen we enkele bronnen waar Willem de Bruijn ze in kleine of grote aantallen ging halen, met groot of minder groot succes.
We noemde reeds Gilbert Meire, Huise; Heremans-Ceusters, Vorselaar en Stefaan Lambrechts, Berlaar. De Bruijn lukte ook nog super goed met de duiven van Maurits Hasendonckx, Bouwel.
En verder citeren we in willekeurige orde: Charles Van Lancker, Heurne; Van Damme-Boddaert, Oostkamp; Hubert Schroyens, Itegem; Marcel Wouters, Oostmalle; L-J-B Geerinckx, Wommelgem; Cyriel Verbeeck, Vorselaar; Theo Van Genechten, Vorselaar (o.a. de superduif de Theo, B6268887-09); Frans Van Tilborgh, Stabroek; Deno-Herbots, Leefdaal; Michel Vanlint, Zoutleeuw; Albert Nauwelaerts, Berlaar; Gaston Van de Wouwer, Berlaar; Lanslots-Dockx, Merksplas; Stickers-Donckers, Lille; Comb. Verbree, Putten NL; LBJ Geerinckx, Wommelgem; Henri Menten, Herselt; Jos Van der Veken, Retie en het zijn er nog veel meer...
En uiteraard wisselt de Bruijn ook af en toe een duif uit met zijn vrienden Ad Schaerlaeckens, Jan en Rik Hermans, Berke Derwa, Cor de Heijde, Jan Hooymans... Van deze laatste kwamen recent enkel ingeteelde duiven uit de Harry en familie. En per uitzondering mogen die wel rechtstreeks naar de kweekren. Maar dat zou u waarschijnlijk ook doen.
Back to basics
Willem de Bruijn mag dan al wonderlijke duiven bijgebracht hebben in de loop der jaren, de ruggengraat van de kolonie blijven toch de afstammelingen van de basisduiven van de gebr. de Wit en Jos Klak en in het bijzonder de nazaten van de hoger genoemde en geroemde Sterkweker. Een deel van wat daar als topduiven uit voorgekomen is kun je zien op het grote schema. En je moet al een dikke vlieg in je ogen hebben om niet te zien dat bijna het hele schema draait om één duif, of liever twee : de Apollo, NL1892694-01 en zijn illustere vader, de Super Schalie. Met Apollo, Zeus, Hera, Jupiter, Kronos, Boreas, Titan zitten we helemaal in de sfeer van de antieke mythologie. Van een duivenliefhebber met een klassieke opleiding kun je zoiets wel verwachten.
Het godenkind Apollo kwam rechtstreeks uit de Super Schalie NL2519089-90, een pure Klakduif ingeteeld naar de stamduiven van de gebr. de Wit. Moeder van Apollo was een grijze duivin direct van Steven van Breemen. Deze grijze duivin was al moeder van :
1 Péronne 4196 d.
1 Strombeek 4450 d.
2 Strombeek 4729 d.
2 Péronne 4482 d.
Niet de verkeerdste dus.
Apollo vloog eerst zelf :
1 Pont-Ste-Maxence 3777 d.
4 Strombeek 4492 d.
4 Pont-Ste-Maxence 4274 d.
7 Ablis 6409 d.
13 Châteauroux 9010
en werd hiermee 4de Asduif NPO Halve Fond
Maar Apollo zal vooral een onvervangbare stambeer worden.
Eigenlijk komt 90% van wat momenteel hoge toppen scheert in Reeuwijk, voort van de Apollo en zijn zussen of broers. Het schema maakt dat meer dan duidelijk: eersteprijzenvliegers van duizenden duiven, asduiven in de sterke competities van TBOTB en WHZB, Olympiadeduiven, nationale winnaars... het kan niet op. En mogen we er terloops eens op wijzen dat het schema bij benadering maar 20% van de topduiven afbeeldt. Om alles erop te krijgen waren wel twee pagina’s van de krant nodig geweest. Maar het is nu al een indrukwekkende bloemlezing.
Overtuig uzelf en bekijk nog even rustig het schema. Dat zegt meer dan nog eens alle uitslagen op te sommen van die talrijke topduiven.
Ik ben onder de indruk... sprakeloos... u toch ook?
Auteur: